| home | NEDERLANDS | english | espaňol | português | italiano | |
Home · VIRTUELE BOER · vervolg discussie · Agrarisch dagblad

Agrarisch dagblad

Agrarisch dagblad, 15 mei 2001
(pagina 5)

‘Het einde nadert van de landbouw zoals we die kennen’, door Tijs Kierkels

Het einde van het traditionele gemeenschappelijke Europese landbouwbeleid nadert. “In een open markt kunnen wij geen melk en suiker meer verkopen”, waarschuwt Paolo de Castro, topadviseur van Prodi. De tijd van de eenheidslandbouw is voorbij. Diversificatie is dringend nodig.

De discussie over het landbouwbeleid – ook op Europees niveau – wordt sterk bepaald door de problemen van het moment. Mond- en klauwzeer en BSE worden aangegrepen om te pleiten voor een radicale verandering van het landbouwbeleid. “De discussie over MKZ en BSE leidt de aandacht af van het werkelijke probleem”, vindt Paolo de Castro, adviseur van voorzitter Prodi van de Europese Commissie. “Er is geen verband tussen de uitbraak van deze ziekten en het Europese landbouwbeleid. Het niveau van voedselveiligheid in de EU is hoog in vergelijking met andere landen. De werkelijke problemen voor het Europese landbouwbeleid liggen in de WTO-onderhandelingen – de open grenzen – en de uitbreiding van de Unie.”

De Castro was achttien maanden (partijloos) landbouwminister van Italië in een cruciale periode, namelijk tijdens de onderhandelingen over Agenda 200. Hij sleepte in die tijd 600.000 ton extra melkquotum binnen voor de Italiaanse boeren. Tegenwoordig is hij hoogleraar agrarische economie aan de universiteit van Bologna en adviseur van voorzitter Prodi van de Europese Commissie. De Castro is lid van de Europese denktank die is opgezet door Jacques Delors. Hij heeft een zeer goed zicht op de discussies over het landbouwbeleid van de toekomst.

Hij is een middag in Nederland om de promotie van een medewerkster aan de Wageningse universiteit bij te wonen. ’s Ochtends met het vliegtuig heen, ’s avonds weer terug naar Bologna. Het gesprek heeft plaats in het huis van Jan Douwe van der Ploeg, hoogleraar rurale sociologie, wiens ideeën over plattelands ontwikkeling goed sporen met die van de Italiaan.

Competitie

De Castro ziet onherroepelijk het einde naderen van het gemeenschappelijke Europese landbouwbeleid zoals dat gevoerd is, met al zijn aanpassingen het afgelopen decennium. De reden daarvoor is tweeledig. In WTO-verband wordt aangestuurd op grenzen die echt open staan zonder tariefmuren, heffingen en dergelijke. “Er is dan geen bescherming meer. Dat betekent een felle competitie zonder enige bescherming. De EU legt het dan af op het gebied van bulkproducten. Iedereen in de wereld kan goedkoper produceren dan Europa. In een open markt kunnen wij geen melk en suiker meer verkopen. Weinig mensen realiseren zich nog welke grote veranderingen dat zal geven.”

Daarbij komt de toetreding van de Midden- en Oost Europese landen. Dat is niet zomaar iets. ”Polen heeft in zijn eentje bijna net zoveel boeren als de EU. Er zijn 650.000 Poolse melkveehouders. Het Europese landbouwbeleid kost nu 42 miljard euro. Als je hetzelfde blijft doen, is voor Polen 10 miljard euro extra nodig.”



“We moeten onze historie verkopen, de oude technieken, het landschap.”

Onacceptabel
Dat wordt onacceptabel gevonden. En dus zijn radicale verandering nodig. “Niet alleen zullen de Europese subsidies en premies drastisch dalen. Sommige zullen in het geheel verdwijnen. En andere worden aan voorwaarden gebonden, zoals gecontroleerde herkomst (‘appelation controlée’), de productieomstandigheden, de productkwaliteit, milieueisen. Cross compliance is nog maar het begin hiervan. Nu zijn er directe betalingen voor iedereen. Maar in de toekomst zullen alleen boeren die aan specifieke eisen voldoen, premies krijgen.”

Probleem is dat de uitbreiding van de EU voor de huidige leden heel verschillende effecten zal hebben. “De toetreding geeft problemen voor granen, melk en vlees. De noordelijke producten dus. Voor de zuidelijke producten – olijven, wijn, rijst, citrus, fruit en groenten – brengt de uitbreiding geen competitie maar wel een grotere markt. Dit wordt de eerste echte uitdaging voor het Europese landbouwbeleid.”

Daarom is er veel meer discussie nodig, vindt De Castro. De discussies gaan nu vooral over het budget dat aan landbouwbeleid, plattelandsontwikkeling en –vernieuwing uitgegeven mag worden. Maar de doelen van het beleid blijven te veel buiten het zicht.

Omdat concurreren met bulkproducten in de toekomst niet meer aan de orde is, moet er gezocht worden naar producten met een hogere toegevoegde waarde. Diversificatie en multifunctionaliteit van de landbouw zijn kernwoorden. Maar overeenstemming daarover is er niet. “De Franse landbouwminister Jacques Glavany vroeg ons (de landbouwministers, red.) eens wat iedereen onder multifunctionaliteit van de landbouw verstaat. Er kwamen vijftien verschillende opinies! In Italië bijvoorbeeld betekent het allerlei nieuwe takken zoals agrotoerisme, paardenfokkerij, viskwekerij, streekproducten. Die zijn altijd gericht op de markt. In Frankrijk wordt multifunctionaliteit opgevat als een contract tussen landbouw en maatschappij waarbij de boer de beheerder van het platteland wordt tegen betaling. In andere landen is het een landbouw die taken erbij heeft op het gebied van milieu en landschapsbeheer, waarvoor betaald moet worden.

Maar om zoiets te implementeren moet er veel meer over gepraat worden. Dan Glickmann, de voormalige VS-landbouwminister, zei: die multifunctionaliteit is alleen een excuus om geld richting de landbouw te sluizen. Dat is het niet, maar het moet wel veel meer uitgewerkt worden.”

Niet in het minst om in WTO-verband een goed antwoord te hebben op dit soort kritiek.

Omgekeerd

Het einde van de bulkproductie heeft een frappante consequentie onder het motto ‘de laatsten zullen de eersten zijn’. Welvarende landbouwregio’s drijven nu juist op bulkproductie. De Castro noemt als voorbeeld uit zijn eigen land de Povlakte. Maar hij ziet nu al een verandering. Juist de bergregio’s en de voorheen achtergebleven gebieden slagen er goed in om streekproducten met een specifiek karakter te produceren en zo veel waarde aan het product toe te voegen. Daarover gaat ook het promotieonderzoek van De Castro’s medewerkster Flaminia Ventura, de reden voor zijn komst naar Nederland. Zij onderzocht de vleesveekolom in Umbrië. Daar wordt het oude Chianina-rundvee op traditionele wijze grootgebracht en verwerkt. Bedrijfseconomisch lijkt dit redelijk efficiënt en de productiewijze komt goed tegemoet aan de milieuwensen van de consument. Italië kent duizend van zulke streekproducten. De Castro: “Het is nodig om op een heel andere manier de markt te benaderen. We moeten onze historie verkopen, de oude technieken, de streek, het landschap. Dat kan nooit in de Verenigde Staten, Nieuw-Zeeland en Australië nagemaakt worden.”

Diversificatie is het centrale begrip, benadrukt De Castro enkele malen. De grote mal voor de landbouwontwikkeling kan in de kast. Toch trekt hij niet als consequentie dat de tijd van een gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid daarmee voorbij zou zijn.

“De discussie staat nog maar aan het begin. Die gaat nu alleen over het budget, niet over de radicale omslag. Maar in drie, vier jaar moeten we daar wel aan. We zijn er nog helemaal niet klaar voor, maar we hebben nog tijd. Agenda 2000 wordt vernieuwd in 2002. Dat is een eerste stap naar verdere hervorming. De WTO-onderhandelingen lopen in 2004 ten einde. Dus is 2005 de tijd om eruit te zijn.”
NIEUW

Jan Douwe van der Ploeg
Formerly Professor and Chair of Rural Sociology and Emeritus professor of Transition Studies at Wageningen University (WUR), the Netherlands and Adjunct Professor of Rural Sociology at the College of Humanities and Development Studies (COHD) of China Agricultural University (CAU) in Beijing, China.
e-mail: klik hier